De Pamir Highway (M41) is één van de hoogste en meest afgelegen (fiets)routes ter wereld. We fietsen door een surrealistisch landschap van kale hoogvlaktes, besneeuwde bergtoppen, diepe kloven, langs turquoise meren en de grens met Afghanistan. In de traditionele dorpjes lijkt de tijd te hebben stilgestaan.
De weg is vaak slecht, de lucht ijl, voorzieningen schaars, maar de uitzichten zijn fenomenaal en onvergetelijk. Fietsen op z’n puurst, rauw en indrukwekkend. Een tocht die ons gegrepen heeft.
Samarkand-Dushanbe
we fietsen Tadzjikistan binnen en ineens bevinden we ons tussen de bergen
het gaat gelijk flink omhoog
the tunnel of death, 5 km geen verlichting en ventilatie
we krijgen een lift van een busje
met zwarte koppen van de steenkool die de vrachtauto’s vervoeren
komen we aan in de hoofdstad Dushanbe
Dushanbe-Qal’ai Khumb
zware routes met steile klimmen en slechte ondergrond
volgeladen vrachtauto’s komen uit China
we liggen letterlijk te trillen in ons bed
lege vrachtauto’s gaan terug naar China
ze rammelen bijna uit elkaar
Qal’ai Khumb-Khorog
een prachtige route langs de Pandzj rivier
Afghanistan aan de andere kant
we zwaaien naar de kinderen
mooi glooiend asfalt afgewisseld met bar slecht wegdek
wegwerkzaamheden, overdag is de Pamir Highway afgesloten voor gemotoriseerd verkeer
met dynamiet worden de bergen opgeblazen
we hebben mazzel, ze wachten met graven op ons
we mogen met de fiets over de brokken puin
de Chinezen leggen de moderne zijderoute aan
dit wordt straks een mooie E-bike route
Khorog-Murghab
langzaam stijgen om hoogteziekte te voorkomen
maximaal 500 meter gevolgd door een rustdag
waanzinnig mooie bergen
op de pas van 4270 meter is het rond het vriespunt en sneeuwt het
we hebben gelukkig geen last van de hoogte
doordat het zo mooi is vergeten we hoe zwaar het is
Murghab-Sary-Tash
stilte op de weg
geen vrachtverkeer meer, dat is rechtsaf geslagen richting China
af en toe een deeltaxi die een snelheidsrecord probeert te halen
kleine nederzettingen
steeds meer geïsoleerd en afgelegen
zo voelt het ook
primitief
geen elektriciteit, een oude accu voor het peertje aan het plafond
geen stromend water, met emmers naar de waterpomp in het dorp
boven de 4000 meter groeit niets, mest wordt gebruikt als brandstof
de Ak-Baital pas op 4655 meter fietsen we
het Karakul meer is prachtig blauw en omgeven door witte bergtoppen
de grens over met storm tegen
doodop en apetrots als we in Sary-Tash in Kirgizië aankomen
Woensdag 18 juni van de Ak-Baital pas naar het Karakul meer
We moeten er aan geloven met het ontbijt. Melkthee met oud brood, suiker en een hele grote klont boter. Dit eten ze hier drie maal per dag. Het valt geeneens tegen. De eerste 20 kilometer klimmen we mooi tot we aan het begin van de Ak-Baital pas komen, 4655 meter hoog. Dan wordt de weg steil en door de ijle lucht moeten we vaak stoppen. Maar we fietsen tot boven aan toe. We hebben een hele poos opgekeken tegen deze pas op deze hoogte. Vanmorgen nerveus en nu staan we dan bovenop. De tranen komen ons even in de ogen. Op de pas is geen bord of niets, dus we maken een foto en gaan door. De afdaling in. Alleen dat gaat niet zo hard want behalve de tegenwind hebben we ook te maken met een ongelooflijk lastige ondergrond. Wasbord. We kunnen niet sneller dan 6 km/u fietsen. Na 17 kilometer wasbord worden we ingehaald door een oud Russisch vrachtautootje met een quad in de laadbak. Of we een lift naar Karakul willen. “Nee, bedankt.” We vragen wel hoe lang de weg nog zo slecht blijft. “Drie kilometer”, zeggen de mannen. En inderdaad, een kilometer of drie verderop verandert de weg in asfalt. Op de plek van een homestay. We kunnen hier stoppen. Het is bijna 4 uur maar eigenlijk willen we door tot het Karakul meer om daar een rustdag te nemen. Het lijkt 40 kilometer dalen maar in werkelijkheid zitten er pittige klimmetjes in en hebben we een harde tegenwind. Het valt ons zwaar. Op een gegeven moment kunnen we het blauwe meer zien liggen, omringd door allemaal wit besneeuwde bergtoppen, een plaatje, maar we moeten dan nog 20 kilometer fietsen. De weg daalt licht maar door de harde wind gaan we niet sneller dan 10 km/u. Het is bijna 8 uur als we bij de homestay komen. Een eenlaags huis gemaakt van leem met kleine raamopeningen. De kozijnen kieren en het glas is op veel plekken gebarsten. Met pur, plakband en plastic is dat aangepakt. Het slaapgedeelte is een stenen verhoging waar kussens op gelegd worden. Privacy heeft hier een andere definitie, de deur naar het slaapgedeelte kan niet op slot en soms slapen we samen met een deel van het gezin. Hier doet men de dikke trui uit en slaapt met kleren aan onder een zware deken. ‘s Ochtends worden de handen en het gezicht gewassen en ze zijn klaar voor de dag. Het is inmiddels donker en de temperatuur is flink gedaald. De kachel wordt aangestoken en we krijgen smaakvolle aardappels. Door de hoogteligging is er geen begroeiing. Er wordt gestookt met gedroogde yak- of geitenmest. Ons guesthouse heeft 350 geiten, ze leven van de verkoop van het vlees en de inkomsten van de toeristen gedurende drie maanden. In de winter wordt het -35 graden en waait het enorm hard. Dan zitten ze binnen rond de kachel. Op de kachel staat altijd een ketel thee. Naast de kachel staan emmers met vers water en een grote lege emmer, die doet dienst als riolering en vuilnisbak. ‘Douchen’ kan morgen pas, want het water is nu koud. Er staat een accu in de hal waar een draadje aan vast zit. Die voedt het peertje in onze kamer. We leggen de dunne slaapzak op het harde bed, pakken onze eigen kussens en gaan onder de dikke slaapzak liggen. Ik haal het draadje van de accu en we gaan slapen. Het was een bijzondere, mooie, lange en pittige tocht.
Reactie plaatsen
Reacties